Oude begraafplaats
De Pinkel
logo

     schijndodenhuis



foto Na de in gebruik neming van de nieuwe bijzondere begraafplaats aan de Pinkelseweg in 1870 en de sluiting van begraafplaats bij de kerk ontving het kerkbestuur in april 1873 een brief van Burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden. In deze brief gericht aan de "Heeren Kerkvoogden der Hervormde Gemeente te Rheden" werd meegedeeld dat op 1 mei van dat jaar een vernieuwde wet op de begraafplaatsen in werking zal treden:

"In gevolge het bepaalde bij art. 12 der wet van 4 December 1872, staatsblad no134, die 1 Mei 1873 in werking treedt, moet uiterlijk binnen een jaar na dat in werking treden, een locaal worden ingerigt voor tijdelijke bewaring van overledenen aan eene besmettelijke ziekte, en wel bij elke begraafplaats, bijzonder of algemeene.
De Inspecteur van het geneeskundig staatstoezigt voor Gelderland en Overijssel geeft het volgende in overweging. Het doel der wet van 4 December 1872, staatsblad no 134 is om verspreiding van besmettelijke ziekten ook door het spoedig verwijderen van daaraan overleden lijders zoo veel mogelijk te beletten gelijk duidelijk blijkt uit art. 12.
Zoodanig spoedig overbrengen sluit derhalve de mogelijkheid in, dat de lijder slechts schijndood is en weder bijkomen kan. Het is al zoo nodig het veronderstelde lijk eene verblijfplaats te verschaffen, die het mogelijk maakt dat ook de schijndode verder weder bijkomen kan.
Het lokaal dient daarom zo ingerigt te worden, dat dit doel bereikt kan worden zonder dat er gevaar voor besmetting van ander personen bestaat. Het dient dus te zijn van steen, door een vaste muur in 2 delen gesplitst en waarin zich een raam bevindt, in de muur gemetseld zodat het niet openen kan. De ene helft van het gebouwtje moet worden ingericht tot verblijf en woonplaats van den doodgraver, die door het raampje moet kunnen zien wat in het andere vertrek gebeurt.
In het andere vertrek moet eene eenvoudige legerstede zich bevinden, waarop eene matras en kussen met zeegras of varen gevuld en eene wollen deken en waarover het koord hangt van een schel die zich in vertrek van den doodgraver bevindt, ten einde bij mogelijke gevallen den doodgraver te kunnen waarschuwen.
Tusschen beide deelen van het gebouwtje mag geene gemeenschap mogelijk zijn en derhalve moet elk een afzonderlijken ingang hebben.
Wij hebben de eer uw ED. hiervan kennis te geven en uit te nodigen aan de wetsbepaling te voldoen"
Was getekend Burgemeester en secretaris.

Er werd actie verlangd van de "Heeren Kerkvoogden". Dit schijndodenhuisje is gebouwd. Wanneer dit heeft plaats gevonden is nog teruggevonden in de archieven. Of het ooit als zodanig is gebruikt weten we niet. In sommige stukken wordt dit gebouwtje ook wel lijkenhuisje genoemd. Het is nog lang gebruikt als opslagplaats van de gereedschappen en materialen van de doodgraver/ grafdelver. Ook de toenmalige lijkkoets van de diaconie stond er. In de 1965 is het huisje afgebroken door aannemersbedrijf Cris Liet. Het was volledig in verval geraakt en werd door jeugd gebruikt als plaats van "samenkomst en vertier", dit ondanks de vervallen staat.